Mijn missie

Mijn visie op hoogbegaafdheid 

Mijn visie op diagnostiek bij een vermoeden van hoogbegaafdheid

Mijn missie:

Kinderen met een hoog ontwikkelingspotentieel (hoogbegaafdheid) ...

... vroegtijdig signaleren, (h)erkennen, 

... voor hen positieve randvoorwaarden creëren in de thuissituatie en binnen school, 

... zodat deze kinderen zich veilig, geborgen en vrij voelen om zichzelf optimaal te ontwikkelen. 

En bovenal, dat zij zichzelf kunnen accepteren zoals ze zijn, gelukkig worden 

en inzien dat zij een bijzondere, waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij! 


Mijn visie op hoogbegaafdheid:

Hoogbegaafdheid omvat veel meer dan intelligentie en een hoge intelligentie...!              

In de wetenschap en in de praktijk worden er diverse termen gebruikt, als het gaat om hoogbegaafdheid. Zoals een hoog ontwikkelingspotentieel, (hoog)begaafdheid, ontwikkelingsvoorsprong en een cognitief sterk functioneren. Dit komt omdat wetenschappers wereldwijd nog geen overeenstemming hebben bereikt over één definitie. Ik heb een aantal recente, wetenschappelijk onderbouwde modellen over hoogbegaafdheid hier toegevoegd.

In de DSM-5 staat 'hoogbegaafdheid' niet, er is namelijk ook geen sprake van een stoornis (pathologie). Vaak voorkomende problemen bij hoogbegaafd-heid zijn gestoeld op alleen diegenen die hulp zoeken (bias), dit betekent niet dat alle hoogbegaafden deze problemen ervaren. Je kunt geen 'diagnose' van hoogbegaafdheid stellen, maar wel classificeren: een beschrijving geven van belemmerende en bevorderende factoren in de omgeving en de factoren in de persoon (zoals sterkere en zwakkere punten in de intelligentie en persoonlijkheidskenmerken, o.b.v. wetenschappelijke literatuur en goed onderbouwde modellen van hoogbegaafdheid). 

Ik hanteer het Differentiated Model of Giftedness and Talent (DMGT-model van F. Gagné, 2020) als ontwikkelingsmodel, omdat dit één van de meest recente en meest omvangrijke modellen is van begaafdheid en talent. Volgens het DMGT-model, kán intelligentie een onderdeel zijn van aanleg voor begaafdheid, maar het talent kan zich óók manifesteren op andere gebieden (academisch, technisch, sociaal, kunst, sociaal, creativiteit, ICT, sportief...). Of de aanleg die iemand heeft voor begaafdheid (op intellectueel, creatief, zintuiglijk, sociaal of fysiek gebied), zich inderdaad ontwikkelt en uitgroeit tot talenten en competenties (op gebieden zoals techniek, wetenschap, kunst, zorg voor mensen, management, verkoop, zakelijke diensten, sport of ICT), hangt af van de wisselwerking van de factoren: 

Uitkomsten van intelligentietests, zouden daarom als indicatief gezien moeten worden, in samenhang met hoe het kind functioneert in zijn of haar context. In het DMGT-model wordt ervan uitgegaan dat sprake is van begaafdheid en talent, wanneer iemand tot de Top 10% (IQ>120) behoort. 


Er zijn een aantal andere wetenschappelijke denkwijzen die ik daarnaast hanteer, zoals de onderstaande:

Volgens Pfeiffer & Blei (2008) bestaat er geen cut-off-score m.b.t. intelligentie, die begaafden van niet-begaafden onderscheidt.

Om die reden zou het 't mooiste zijn om geen IQ-grens te hanteren voor toelating tot een plusklas of het voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs, omdat begaafdheid of talent zich op zoveel verschillende gebieden kan uiten. 

Wanneer gemeentelijk of onderwijs beleid voorschrijft dat toch een IQ-grens gehanteerd wordt, kan dit als voordeel bieden dat beter gewaarborgd kan worden dat kinderen inderdaad met ontwikkelingsgelijken in een klas komen te zitten. Het advies is dan om de Top 10%, ongeveer een IQ>120, van F. Gagné (DMGT-model) aan te houden. 

Belangrijk om te onthouden is dat iemand cognitief getalenteerd kan zijn en hoog kan scoren op een IQ-test, maar juist ook lager scoren op een IQ-test, als er sprake is van andere vormen van begaafdheid of wanneer er belemmeringen zijn vanuit persoons- of omgevingsfactoren, en het in aanleg aanwezige talent niet naar voren komt. Bijv. aanpassen naar het gemiddelde in de klas, niet lekker in zijn vel zitten, een dubbele bijzonderheid (ADHD, ASS, dyslexie...), wanneer de omgeving niet kan voorzien in de specifieke leervoorwaarden of onderwijs- en zorgbehoeften, waardoor een situatie van gedwongen onderpresteren ontstaat. 

Het is goed mogelijk dat de Normaalverdeling van Intelligentie niet klopt en de groep mensen met een IQ>130 veel groter is (Webb, 2020). Het is om die reden belangrijk dat verschillende visies naast elkaar kunnen bestaan. 

Mijn visie op diagnostiek bij hoogbegaafdheid:


Diagnostiek bij een vermoeden van hoogbegaafdheid neemt meer tijd dan gemiddeld, waarom?

Omdat het belangrijk is om de contextuele factoren nadrukkelijk mee te nemen in het onderzoek en advisering. Het doel hiervan is om zowel de persoon in zijn of haar context te zien, als ook hulpvragen én oplossingen van ouders, leerkrachten of een werkgever te betrekken bij het formuleren van oplossingen. Hiermee kan worden getackeld dat bijvoorbeeld handelingsverlegenheid van een leerkracht, als 'schuld' wordt neergelegd bij de leerling. Deze systeemgerichte en grondige aanpak betaalt zich terug, doordat er meer wederzijds begrip, inzicht in sterktes en zwaktes in verschillende situaties en een eensgezinde aanpak ontstaat tussen betrokkenen en er gekozen kan worden voor meer langdurige oplossingen.

Wetenschappelijke literatuur: Alexander Minnaert en Agnes Burger-Veltmeijer hebben hierover in 2024 een zeer belangrijk en interessant artikel geschreven: 'Differentiaaldiagnostiek bij hoogbegaafdheid en een DSM-classificatie', Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 2024, nr. 1, pp. 51-59. Minnaert en Burger-Veltmeijer pleiten ervoor om de Handelingsgerichte diagnostiek in te zetten.


Welke wetenschappelijk onderbouwde visies neem ik verder mee in het diagnostisch proces?

Wetenschappelijke literatuur: Alexander Minnaert en Agnes Burger-Veltmeijer hebben hierover in 2024 een zeer belangrijk en interessant artikel geschreven: 'Differentiaaldiagnostiek bij hoogbegaafdheid en een DSM-classificatie', Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 2024, nr. 1, pp. 51-59.

Ben je geïnteresseerd in de onderliggende literatuur, neem dan contact met me op. 

Kijk ook eens naar de visie op hoogbegaafdheid, van Lianne Hoogeveen (Radboud Universiteit), 

hoofdopleider van de RITHA-opleiding; 

https://rcsw.nl/beroepsopleidingen/ritha/nl/onze-visie?language=nl 

https://www.youtube.com/watch?v=rnDwsjwYvL8&t=2s