Missie & Visie
MIJN MISSIE:
Kinderen met een hoog ontwikkelingspotentieel (hoogbegaafdheid) ...
... vroegtijdig signaleren, (h)erkennen,
... voor hen positieve randvoorwaarden creëren in de thuissituatie en binnen school,
... zodat deze kinderen zich veilig, geborgen en vrij voelen om zichzelf optimaal te ontwikkelen.
Adequaat en vroegtijdig signaleren van een hoog ontwikkelingspotentieel en eventuele bijkomende problemen. Dit kunnen problemen zijn waar het kind zelf last van heeft (zich anders en onbegrepen voelen, geen aansluiting met kinderen kunnen vinden, faalangst, perfectionisme...). Het kunnen ook problemen zijn van ouders of leerkrachten, omdat de gangbare aanpak in de opvoeding of het onderwijs niet werkt. Wanneer een kind met een hoog ontwikkelingspotentieel niet gezien en uitgedaagd wordt, kan het gedrag vertonen, zoals aandachtsproblemen, frustratie, boosheid en weinig contact met anderen zoeken. Dit gedrag kan ook geïnterpreteerd worden als gedrag wat voorkomt uit bijvoorbeeld ADHD, Autisme of een andere stoornis. Hoewel bij een hoge intelligentie evengoed ADHD, Autisme of andere (leer- of gedrags)problemen kunnen voorkomen, kan gedrag wat hierop lijkt, ook andere oorzaken hebben en soms verdwijnen bij het aanpassen van de omgeving. Bijvoorbeeld door het bieden van onderwijs met klasgenoten op hetzelfde cognitieve niveau, uitdagend onderwijs, ondersteuning bij perfectionisme, faalangst etc. Om die reden is het belangrijk om goed te kijken wat oorzaak en gevolg is en of dit in alle omgevingen (school, thuis, kinderopvang, sport) hetzelfde is of verschilt en hoe dat komt.
Gezamenlijk met betrokkenen, zoals ouders en onderwijsprofessionals, het organiseren en waarborgen van passend(e) opvoeding, onderwijs en zorg.
Bieden van advies, begeleiding en coaching aan ouders, kinderen en onderwijsprofessionals.
Uitvoeren van diagnostiek (WISC-V, WPPSI-IV en binnenkort KIQT+), waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het maken van onderscheid tussen hoge intelligentie, talent en signalen die al dan niet wijzen op ADHD of ASS (autisme).
Bron: Differentiated Model of Giftedness and Talent, F. Gagné (2020); Home | dmgt-mddt (gagnefrancoys.wixsite.com)
MIJN VISIE:
Een hoog ontwikkelingspotentieel (hoogbegaafdheid) is veel meer dan alleen een hoge intelligentie...!
Ik werk vanuit het Talentontwikkelingsparadigma (Van Gerven, 2018) en de handelingsgerichte diagnostiek (Pameijer & Van Beukering, 2020).
In onderwijs & zorg moeten we talenten kunnen herkennen en uitdagen. Iedere leerling – inclusief de leerling met (zeer) hoge (intellectuele) capaciteiten – heeft het recht op een onderwijsprogramma dat aansluit bij zijn of haar behoeften (Hoogeveen, 2022).
Ik onderzoek met betrokkenen in de driehoek kind, gezin en school, welke behoeften er zijn en wat er nodig is vanuit de omgeving om ontwikkeling te faciliteren.
Het DMGT-model (zie onder het kopje Informatie op deze website voor meer informatie) van F. Gagné (2020) gebruik ik als ontwikkelingsmodel, omdat dit één van de meest recente en meest omvangrijke modellen is van begaafdheid en talent. Zoals in het DMGT-model te zien is, zijn er vele factoren die bepalen of begaafdheid of talent tot ontwikkeling komt en op welk terrein (academisch, technisch, sociaal, sportief...). Intelligentie is dus maar 1 onderdeel ervan; uitkomsten van intelligentietests, zouden daarom als indicatief gezien moeten worden, in samenhang met hoe het kind functioneert in de andere DMGT-onderdelen. Er wordt binnen het DMGT-model van uitgegaan dat sprake is van begaafdheid, wanneer iemand tot de Top 10% (IQ>120) behoort. Kort samengevat zou je vanuit dit model kunnen zeggen: Talent in een specifiek werkterrein komt geleidelijk naar voren tijdens een lang ontwikkelingsproces, dat zijn fundamenten heeft in opmerkelijke aanleg (gaven) en profiteert van de constante invloed van intrapersoonlijke- en omgevingsfactoren.
Volgens andere wetenschappers bestaat er geen cut-off-score m.b.t. intelligentie, die begaafden van niet-begaafden onderscheidt (Pfeiffer & Blei, 2008).
In het Delphi-model van hoogbegaafdheid wordt de volgende definitie gebruikt: "Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren." (Kooijman-van Thiel, 2008; 2019).
Ik ben van mening dat het belangrijk is dat verschillende visies naast elkaar kunnen bestaan.
Het is goed mogelijk dat de Normaalverdeling van Intelligentie niet klopt en de groep mensen met een IQ>130 veel groter is (Webb, 2020).
Iemand kan cognitief getalenteerd zijn en daarom hoog scoren op een IQ-test, maar ook creatief begaafd zijn, niet lekker in zijn vel zitten, een dubbele bijzonderheid hebben (ADHD, ASS, dyslexie...), niet in de juiste omgeving functioneren of onderpresteren .... en daarom lager scoren op een IQ-test. Om die reden ben ik van mening dat in principe geen IQ grens gehanteerd zou moeten worden, omdat begaafdheid of talent zich op zoveel verschillende gebieden kan uiten. Maar: meestal wordt door scholen toch een intelligentie onderzoek met een score vanaf IQ130 gevraagd, bijv. voor toelating tot een plusklas of voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs. Mijn persoonlijke mening is, dat wanneer toch een IQ grens gehanteerd moet worden, omdat de school of het beleid dit voorschrijft, en op die manier deuren open gaan naar passend onderwijs, passende zorg en onderwijs in een omgeving met ontwikkelingsgelijken, hanteer dan de top 10% (oftewel ongeveer een IQ>120) van F. Gagné (DMGT-model). In dat model worden (zoals hiervoor aangegeven) meerdere factoren, talenten en gaven onderscheiden, waardoor breder naar het kind gekeken kan worden dan alleen sec de IQ score.
Bij een vermoeden van een hoge intelligentie / hoogbegaafdheid +/- ADHD/ASS, wordt geadviseerd (teneinde een zo betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen) om in ieder geval een ontwikkelingsanamnese en een intelligentie onderzoek te (laten) doen. Zodoende krijg je beter zicht op het intelligentieniveau en weet je ook (als je nader onderzoek doet d.m.v. andere vragenlijsten) met welke normgroepen je rekening moet houden. Als het kind een hoge cognitieve intelligentie heeft (IQ>120) dan is het fijn als andere instrumenten die je gebruikt, een normgroep hebben met kinderen van datzelfde intelligentie niveau.
Het is van belang om er rekening mee te houden dat de meeste door COTAN beoordeelde diagnostische instrumenten geen normgroepen hebben voor de doelgroep met een hoge cognitieve intelligentie.
Om die reden hecht ik eraan om meerdere instrumenten met dezelfde meetpretentie te gebruiken (waarvan minimaal 1 door COTAN beoordeeld instrument, waarbij alle items Voldoende of Goed zijn beoordeeld) i.c.m. een ander evidence-based-practice instrument wat misschien niet (of op sommige punten onvoldoende) door COTAN is beoordeeld, maar wel door psychologen in de praktijk zijn nut heeft bewezen. Dit is belangrijk, omdat je dan je eigen hypotheses zuiverder kan toetsen: kijk door de multi-focale bril, zowel vanuit DSM-5 / ICD-10, als vanuit de HB-kenmerken.
De uitkomsten van onderzoeken die zijn gedaan met instrumenten die niet als Voldoende of Goed zijn beoordeeld door COTAN (beoordelingsinstantie van diagnostische instrumenten), of waarbij sprake is van een gebrek aan de juiste normgroepen, moeten dus met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en ook als zodanig in rapportages worden vermeld.
D.m.v. Dynamisch Testen (bv. STiBCo), krijg je over het algemeen een veel beter zicht op de leerbaarheid van iemand (Bart Vogelaar, 2022) zodat je m.b.v. meerdere instrumenten over langere tijd, effecten van instructie en toepassing kunt zien.
D.m.v. de Handelingsgerichte Diagnostiek (Pameijer et al., 2020) en de Sterkte- en Zwakte Heuristiek (Burger-Veltmeijer & Minnaert, 2022) breng je sterktes en zwaktes in kaart (dus uitkomsten uit diverse tests en vragenlijsten). Je gaat o.b.v. behoeften interveniëren die passend zijn bij een hoog intelligentieniveau, hoogbegaafdheid (al dan niet in combinatie met ADHD/Autisme).
Het is belangrijk dat de interpretatie van uitkomsten van onderzoek gezamenlijk door een expert in hoogbegaafdheid en orthopedagoog / psycholoog met DSM-5 kennis worden gedaan. Hiermee kan bias zoveel mogelijk worden voorkomen, waarbij ook de Handelingsgerichte Diagnostiek leidend is. Dit is belangrijk omdat in iedere stap van de diagnostiek kan worden meegewogen; waar ligt de behoefte van dit kind / leerling, maar ook van de ouders en docenten. Door vooral op deze behoeften aan te sluiten en te zien wat er gebeurt, kan vaak (ook zonder allerlei testen te doen) al veel ellende worden voorkomen. Bovendien kan dan al in een vroeg stadium worden gewerkt aan interventies, zoals compacten, verrijken, versnellen, aangepaste instructie, Plusklas of HB-klas, rolmodel inschakelen op interessegebied, buitenschoolse interesses stimuleren, etc.
Wanneer kinderen met een hoog ontwikkelingspotentieel vroegtijdig gesignaleerd worden en aangepast onderwijs krijgen, kan fors worden bespaard op kosten m.b.t. jeugdhulp, Wmo enz. (Hoogeveen, 2022).
En bovenal kunnen zij zichzelf ontwikkelen
gelukkig worden
en
belangrijke bijdragen leveren aan de maatschappij!
Ben je geïnteresseerd in de onderliggende literatuur, neem dan contact met me op.
Kijk ook eens naar de visie op hoogbegaafdheid, van Lianne Hoogeveen (Radboud Universiteit), hoofdopleider van de RITHA-opleiding;
https://rcsw.nl/beroepsopleidingen/ritha/nl/onze-visie?language=nl
https://www.youtube.com/watch?v=rnDwsjwYvL8&t=2s